Kun je elke dag een gedicht publiceren dat het lezen waard is? Is het de moeite waard om bijna dwangmatig elke dag een gedicht te schrijven? Schrijf je voor jezelf? Of schrijf je voor het publiek dat je hoopt te bereiken?
Staf De Wilde wil vooral gelezen worden. Een specifiek specialisme heeft hij niet. Of toch: hij schrijft over wat hem ergert of deert. Waar haalt hij zijn inspiratie? Juist, uit het dagdagelijkse leven. Hij doet het vaak lichtvoetig waarmee ik niet wil zeggen: vrijblijvend.
Staf De Wilde is zeker de meest vruchtbare dichter van Vlaanderen. De lijst met gedichten die de afgelopen jaren van zijn hand zijn verschenen, is indrukwekkend. Hij produceert niet-aflatend. Toch etaleert hij keer op keer een brede kennis van de samenleving.
Zijn nieuwe bundel Fluohesjes & Andere Breekbaarheden vertoont een weloverwogen structuur, met als hoofdthema zijn jeugd, zijn adolescentie, de liefde, zijn plaats in de wereld en de kosmos.
Ik probeer hem te volgen in zijn vijf kamers.
Liefde en dood. Troost in trieste dagen.
De dichter heeft een rijke verbeelding, dat blijkt uit vele gedichten, maar hij toont ook veel realiteitszin, lees: hij blijft met zijn voeten op de grond, zijn fantasie hangt vast aan wat hij ziet en interpreteert.
Zoals ik al schreef, bestaat zijn bundel uit kamers op verschillende niveaus die door deuren met elkaar verbonden zijn. Hierdoor is hij betrokken bij wel eens op uiterst vreemde of uiterst normale menselijke verschijnselen en gedragingen. De verbeelding (en het leven) is niet simpel en complexer dan je zou denken.
Deze met elkaar in- en uitgangen verbonden kamers worden inzichtelijker naarmate de bundel vordert. De verbeelding van deze dichter ligt in de spanning en de kanteling.
De vraag is: vanuit welke richting verbeeldt de dichter naar wie of wat toe?
koel is zijn kant
maar zij is een wal
van warmte
zij ronkt
de geluiden zijn hem lief
de avond is zalig ondanks
de wind
(p. 21)
Valentijn is smoorverliefd:
hij zal dromen
als een veerman, haar meenemen
naar een oever waar de waterlelie
bloeit, de iris en narcis, al het schone
en ze zullen elders wonen: daar
waar de vrede ruist in duizend
halmen
je bent jong zolang/je verwondert
en smadelijk/oud eens een blik zich afwendt/en een stap versnelt
Woorden bieden zich aan
alsof de tijd een butler is,
stijfjes buigt en vraagt:
are you being served, sir
(p. 27)
Van een mysterie is pas sprake als we ons over het eenvoudige en steeds hetzelfde verwonderen. Als we beseffen dat bloemen bloeien zoals ze moeten bloeien: met bloesems. Als we heel even voorbijgaan aan de vanzelfsprekendheid en de essentie zien.
In beeldende en klankrijke woorden slaagt hij erin de tijd te beheersen.
Als lakse woorden/die te lamlendig waren/om zich bij te schaven bij te scholen/en plots ontwaken zij, springen op/uit een boek.
Staf De Wilde is ook een zielzoeker. Kosmosgevoelig. Liefhebben in spiritualiteit. Hij is meer een zielzoeker dan een plezierzoeker. Hij maakt tijd om het oude los te laten en ruimte te maken voor het nieuwe. Hij wil gezien worden, waargenomen,/ vastgenomen door een blik. Hij draagt een hesje als een lichtvlek/die schittert in de nacht.
Hij is bezorgd om de Aarde, de mensheid en alle levende dingen. Soms voert hij een telepathische communicatie met wat hij ziet en hoort. En wekelijks beklimt hij de katheder en strooit een manna van verbrokkelde woorden uit.
zie je, we zijn schepen in het zand,
praten met lichtsignalen, vuurpijlen
en kruisen elkaar als stenen
afkomstig van sterren
die het hebben begeven
en toch, wie spreken wil zal ten minste
naar een bron toe gaan, het water
delen van ware woorden
(p. 57)
Over Claus schrijft De Wilde:
dorpsidioot van een hele
wereld, potsenmaker,
heerser over schaduwbeeld
en openbaring, meester
in vermomming, speler
met pietjesbak en leugen
als of hij paus en koning
bij hun pietje had
(p. 70)
In dezelfde stijl, met dezelfde vaart, serveert De Wilde hier enkele pareltjes: hij probeert het narratieve in bedwang te houden en loopt lyrisch te pronken met de liefde.
Een typisch De Wilde-gedicht: een waterval van woorden, vol vergelijkingen, zich koesterend in dit woordenbad, met verwijzingen en uitweidingen, mooi in (wankel) evenwicht.
en vrouwelijk als een boomgaard
het wonder van je borsten o als
eieren van een struise vogel
zo groot, de pinksterbloem
van je mond: met hoeveel tongen
heeft die gesproken al die nachten
die we neerlagen tussen spiegel
en kade.
(p. 91)
Staf De Wilde bewijst met Fluohesjes dat hij hoort bij de betere dichters in Vlaanderen.
|