BEKLIJVENDE POEZIE. NIET OPGELEUKT, PUUR
Inge Boulonois (Alkmaar,1945), stadsdichteres van Heerhugowaard, heeft een nieuwe bundel uit, Het geluk van een tafel. Ruim dertig gedichten, waarvan de meeste werden gepubliceerd in allerlei literaire tijdschriften. Bovendien is een groot aantal ervan bekroond in Nederland en Vlaanderen. De bundel is mooi vormgegeven.
Zij volgde een opleiding tot beeldend kunstenaar aan de Academie voor Beeldende Kunst in Arnhem. Later voltooide zij de studie Kunstpsychologie aan de Universiteit van Nijmegen.
Begin 21ste eeuw stapte zij over op het schrijven van gedichten. Af en toe schildert ze nog. Ze is ook een gewaardeerde recensente van Nederlandstalige dichters.
Het geluk van een tafel is een nieuwe, tussentijdse bundel in eigen beheer.
Begrijp mij echter niet verkeerd: de dichteres observeert ook gedachten, gevoelens, emoties.
Wat mij ook onmiddellijk opviel, was de perfecte congruentie tussen cover, letterzetting en ongedwongenheid. De presentatie is zoals de meeste van haar gedichten: met flair, ogenschijnlijk moeiteloos, natuurlijk. En toch ontbreekt de schwung niet of de vaardigheid.
De dichteres is toeschouwer, zij brengt orde in de chaos, zij interpreteert. Toch is hier enige nuancering op zijn plaats. Zij stelt zich niet tevreden met het positief afwegen van het werkelijke. Zij weet de werkelijkheid op zodanige te accentueren, dat wat gebeurt als handeling (dus menselijke uiting) duidelijk in het oog springt.
Of het verhaal in het gedicht altijd klopt? Of moet de lezer het voor waar aannemen zonder zich druk te maken of het echt is of verzonnen? Of is wat Boulonois schrijft een soort van spiritueel realisme? Zie aandachtig naar de cover van de bundel: de elegantie die over het oppervlak golft, met schakeringen van donkerrood tot licht, met verticale lijnen die hier en daar het licht binnenlaten.
In haar gedichten dringt de dichteres mij in een bereidheid om het alledaagse achter mij te laten, maar niettemin veilig binnen de conventies van menselijke sociale normen te blijven. Dit is de paradox van deze bundel.
Ik heb zelden een dichteres ontmoet die erin slaagt de taal dezelfde kleur en toon te geven van situatie naar situatie, van object naar object, van woord naar klank, zonder dat je het gevoel hebt dat je stappen overslaat. Meesterlijk!
Het is niet zo dat zij zomaar wat doet, absurde of metaforische details in een groter geheel inpast, neen, zij volgt een bepaald script. Zij wendt het spiritueel realisme aan om fictie van leugens te onderscheiden.
Beeldende kunst blijft Boulonois boeien. Ze roept tenminste niet op/om ieder spoor van ouder worden/grondig weg te werken.
Het blijft een feit dat kijken verschillend is van weten, wat en hoe wij zien is nooit helemaal logisch. Het verschil tussen woorden en beelden is geen louter formele aangelegenheid. Het verschil tussen woord en beeld verwijst naar de grens tussen jezelf en de ander, tussen ervaring en representatie.
Lees (hoor) hoe plastisch zij dicht:
- Schikte alles/binnenshuis in opgekalefaterd daglicht/tegen een aardedonker fond (p. 26)
- De horizon ligt languit,/zonlicht struint door puur/en hoog Oudhollands blauw (p. 28)
- Klaproosroze robe, rode gloed/rond het hoofd, licht gebogen/de stengel van haar lichaam/tussen zorgeloos bloeiend groen (p. 32)
- Bestoppeld en gegroefd,/met festoenen van ros haar bepluimd (p. 40).
|