|
Titel:
|
hoop op stille muren, gedichten |
Auteur:
|
Luc C. Martens |
Uitgeverij:
|
Berghmans Uitgevers |
Jaar:
|
2012 |
ISBN:
|
978 9070959 93 |
|
HET BESTE DEBUUT SINDS JAREN
LUC C. MARTENS SCHRIJFT IN HOOP OP STILLE MUREN ZICH DE ZIEL UIT HET LIJF
hoop op stille muren lijkt verslag te doen van wat voorbij is: de levensreis van een kind dat zich voorbereidt op volwassenheid. Ik noem het ook de balans van wat is geweest, met een voorzichtige vooruitblik op wat komen kan.
Kleine details en grote gebeurtenissen groeien in hoop op stille muren uit tot een universum waarin persoonlijke ervaringen en emoties samenvallen met realiteit en fantasie. Zijn eigen innerlijke wereld en de buitenwereld zijn op organische wijze met elkaar verbonden. Het lijkt alsof hij zijn voorbije eigen innerlijke wereld herleeft, waardoor hij veel ellende om zich heen op een afstand kan houden.
Is het schrijven van een gedicht geen (soort van) wetenschappelijk experiment? De dichter heeft het gevoel dat het gedicht bestaat en hij moet het nauwkeurig weergeven. Hij is de meeuw op de vissersboot.
vader vertrekt
nu ik door je haren blader
duren jouw laatste uren langer dan de dagen.
je smalle heupen dragen voor ons
het verloren gewicht van de herfst.
verdronken blazen de longen jodium noch berkenlucht,
je armen vlerkdun. droevig nadert de winter
je gegroefd gezicht, nog even ben je
je vermeende vingerknip,
de begeesterde meester geeft teken, hij vertrekt
(p. 47)
Verhullend schrijft de zoon: niemand zag mij op hem lijken (p. 49). Vader was een punctuele, strenge man: zijn vingerknip, zijn blik (p. 45), de vermeende vingerknip (p. 47), hij dicteert (p. 49).
hier sta ik dan, te jong om te winteren,
te oud voor een nieuwe lente.
(p. 56)
getaand van vele zomers
bekent mijn appelhuid het winterlicht
ik tel de dagen tot mijn winterslaap
en hoop op stille muren
(p. 57)
Het doek gaat dicht. De zaal is oorverdovend stil. Tot pal in het midden van het podium, op de centimeter precies, vanachter het doek de dichter verschijnt. Applaus weerklinkt. Hij buigt, vraagt met beide handen om stilte en zegt:
wanneer ik in mij ben
laat me dan dromen
over wat ik nooit geworden ben
wanneer ik in mij ben
laat me dan zoeken
naar wat ik nooit vinden mag
wanneer ik in jou ben
laat me dan huilen
om wat ik vinden moest
wanneer jij mij zult zijn,
weet, dat ik nooit uit jou zal zijn
(p. 65)
Hoop op stille muren van Luc C. Martens is zonder twijfel het beste debuut van de laatste jaren.
Dit zoeken gaat traag vooruit en soms wekt hij bij de lezer (de toeschouwer, weet je nog) de indruk dat hij tot het nulpunt terug wil keren.
Er broeit conflict in, onder of boven deze op het eerste gezicht berustende bundel. In de volgorde van afdelingen en gedichten vindt de aandachtige lezer sporen van een zoeken naar een nieuw, meer volwassen evenwicht.
Hij staat voor de spiegel: in de spiegel zoek ik mij weer te verrijzen (p. 56). Hij heeft als voorbeeld een (dichter-)vaderfiguur. Hij staat hij er niet alleen voor, hij telt levenden en doden. Hij is geen leerling zonder meester, hij heeft een stem.
Subtiel maar onmiskenbaar is de bundel opgezet als een toneel waarin de dichter zich uit de impasse van zijn dode uren (proloog) een uitweg zoekt.
in deze haven van bedrog
werden zij puin van U
(p. 41)
En toch voel ik bij de dichter de ongedurige wil om te transformeren tot berusting: wil ik wachten tot de tijd uitvalt (p. 59) of: weet, dat ik nooit uit jou zal zijn (p. 65).
|
|
|