Fernand Florizoone is Koksijdes bekendste cultureel ambassadeur, hij is de dichter-nestor van de Westhoek, ik mag hem mijn vriend noemen, voor mij is hij de grootste levende dichter van de Lage Landen bij de zee.
De keuze van zijn titels zijn zo dichterlijk mooi en zo veelzeggend, zo suggestief, zo beeldend, bv. Mijn spraak is in de rui of Rituelen van kwetsbaarheid. Zij nodigen uit tot het schrijven van een haiku.
Fernand doet dit eigenwijs, alsof hij vanuit Engeland naar de Westhoek kijkt, alsof hij uit de hemel naar de zee tuurt.
Florizoone probeert het onnoembare te benoemen, een vermetele opdracht, een bijna onmogelijke taak en toch: door het gebruik van het verdichte woord kan hij een glimp opvangen van het onzegbare, kan hij een spoor ontdekken, een weg banen naar dit raadselachtig geheim dat hem intrigeert.
Hij omschrijft in woorden (die zijn wikken en wegen overleefden) de plaats waar alles zich afspeelt. Deze omschrijving is zo veelomvattend dat die plaats ver af lijkt en toch heel dichtbij, klein en toch veel groter dan je eerst dacht.
Dit effect, dit perspectief bereikt de dichter door zijn beeldspraak: hij tekent, hij schildert, hij schept, hij sluiert, hij legt een waas en onthult.
Florizoone slaagt in zijn opzet, omdat hij het onvatbare vatbaar maakt, het vluchtig schone een naam geeft, een vorm, een lichaam, een bestendigheid.
Fernand Florizoone bouwde (ook door de selectie van zijn gedichten) de bundel uit tot een eigen wereld, waarin zijn stem nooit uit de toon valt, het timbre altijd dezelfde kleur behoudt, de juiste cadens.
Liefde is het overheersende thema, liefde voor de vrouw, voor het meisje dat zijn vrouw werd, voor de uitverkorene, voor de bruid, bloesemlicht in een kroon.
Hij beschrijft hoe zij samen een huis begonnen. Hoe zij liep/langs zee en ogen/ingetogen/zonder om te zien. Hoe zij minden het bloeisel/roze schroom van minne/is als het meisje/dat haar sjaal te zingen hangt.
Hij viel voor haar speelse lenigheid, haar bezige schaduw, haar gestalte, hoe zij een wasspeld tussen de tanden/stukken was aan de draad hing, hij las haar zwierige ballade/van vrouwelijke gebaren.
In het ongebundelde gedicht Bruid (2006) tekent hij haar kort maar krachtig, vol bewondering en verwondering:
Gebruidsluierd in haar stilte
is zij de mooiste van duizend bloemen
haar ogen dauwen
hals en heupen geuren
glimlacht haar lach
zij is de stilte van duizend bloemen
het bebloemde dal van mijn hooglied.
p. 9
Wat opvalt (of juist niet opvalt), is het zoeken naar het juiste woord, de juiste toonkleur, naar eenvoud van zegging en helderheid van beeld. Het proces dat hiervan aan de grondslag ligt, is pijnlijk hard en uiterst kritisch, de dichter kan niet tevreden zijn met het resultaat, hij accepteert het omdat hij de grens van zijn creatief vermogen heeft bereikt.
Lees hoe hij de vrouw (zijn vrouw) aanbidt, haar als een godin eert, haar als het compliment van zijn tekort, mijn gemis verheerlijkt:
Diva
Zij is
de roos in alle talen
de sleutel van het huis
van de appel de geur
diva en eva in de tuin
als het crescendo van de leeuwerik
stijgt zij in het azuur van mijn verlangen
zij is de regenboog
over mijn gemis
p. 13
Of in het ongebundelde gedicht (2007) Zij II:
De mooiste klanken waarin ik woon
zijn de klinkers van haar naam,
zij iriseert mijn dag
en het huis waarin wij leven,
zij is het venster op de einder,
de avond van mijn jaren,
de engel in de morgen,
de moeder van mijn kinderen,
haar oogappel is mijn geluk,
ik woon in haar naam,
haar moederschap
is een akte van liefde.
p. 19
Ik maak deze parenthese onder meer om aan te tonen dat er affiniteit bestaat tussen dichter en lezer indien beiden over een open geest beschikken, beter woord is: bereidheid tot aanhoren, tot meevoelen, meedenken, meegenieten van het land, de mensen, en misschien gedijen deze eigenschappen het best in een (in)gesloten gebied. Is dit de tweede paradox? De tegenstelling tussen open en gesloten, tussen grenzen en ontperken, tussen geluksgevoel en eenzaamheid, heimwee dat mij nieuxsgierig maakt/ naar wat heel ver is en hiernamaals?
Deze opportuniteiten leiden vooral bij Fernand Florizoone tot een ingetogen, verinnerlijkte spanning, die het kenmerk is van grote dichters. Zijn gedichten zijn trillingen, vibraties van ingehouden zinnelijk genot. De stilte broedt leven dat leven verwekt en in deze kringloop zoekt de dichter naar antwoorden waarvan wij weinig antwoord kennen: omzichtig laveert de dichter tussen twijfel en aanvaarding, tussen onzekerheid en geloof, tussen wat van God is en wat van de mensen.
langsheen een weg naar oeverloos.
p. 4
zij heeft niet omgezien,
zij was als een cocon
van stilte
waaruit God gesprek ontspon.
p. 5
wij zouden in dit gedicht gaan wonen
p. 11
zij is de regenboog
over mijn gemis
p. 13
naamloos ligt geluk te rapen
van ziel tot zee,
twee maten eeuwigheid.
p. 14
de hemel boven ons
het watermerk van hemel.
p.16
hemel en aarde
en al wat er in is.
p. 18
is het om de liefde
dat eeuwigheid bestaat
en God
een vader en een moeder is?
p. 22
Dit is mijn weligst woord
Dat ik verbonden ben
Heelal
is ook in mij
p. 25
Misschien bloeit alles nu vanbinnen,
het kleinkind en de roos
en ook de dood draagt knoppen ongezien,
p. 20
En eenmaal de dood
is er de roos
uit onze tuin.
p. 24
en God die mij heeft opgevist
die al
mijn schuld heeft uitgewist.
p. 25
thans nemen wij met de kleinkinderen
de laatste bocht der duizend jaren.
p. 26
Schakel blijven
en doorgaan,
de kinderen volgen ons
hoe wij omgaan met de avond,
hoe stilte niet bang maakt
en geduld balsem is
op krassen van ongedurigheid,
kinderen kijken
hoe wij naar de einder trekken
en hoorbaar
in hun geheugen blijven.
p. 28
Liefde heeft een zachte huid is het allermooiste liefdesgedicht, omdat het niet faalt in het beschrijven ervan, omdat het de allerdiepste gevoelens raakt, omdat de dichter het niet van de daken schreeuwt maar in de oren fluistert. Deze dichter is Fernand Florizoone en zijn muze heet Ida Demyttenaerre.
Zachte huid
Als het regent
als het waait
schoonheid hangt in een boom
zaterdag speelt op een groene weide
en een kind is mooier dan de maan,
twee mussen in een pluimennest
maken de vilten hoed van mei,
wol van het schaap
wol van mijn dorp
en zij,
liefde heeft een zachte huid.
p. 15
Dichten is voor Florizoone een trip, een reis, een tocht vanuit de buitenwereld naar de binnenkant van zichzelf en hij maakt van dit reisverhaal een ode aan zijn habitat in het algemeen en aan zijn vrouw in het bijzonder. De wijze waarop hij dit doet, onderscheidt zich van de overenthousiaste verteller: Florizoone probeert zijn gevoelens te beheersen, hij probeert vat te hebben op de emoties die hij (be)noemt.
|