Haar hoofd is vrij, en in deze lichtheid ziet zij toe hoe een rode paradijsvogel/ in stijl komt aangestoven en plannen smeedt. De dichter knapt op wat was gebroken. En hoe doet zij het? Met uitgehouwen letters.
De wijze waarop zij de geliefde beschrijft, is bijna geniaal: zij geeft ons het gevoel dat zij zichzelf opsplitst in geliefde en beminde:
jij smelt mijn handen
ik lijm je hoofd samen
in een oogopslag
wagen we elkaar
lossen we op
elegant en bevallig
in kippenvellen
extase
tot ons doeleind.
(p. 14)
Ook haar observatie getuigt van intens kijken, bevlogen zien, innerlijk waarnemen wanneer zij dicht op het raamkozijn in boekband/slaapt een berg stil,/zijn withete kiezelstenen vlijen/zich tussen de deurspleten.
baardhaartjes zijn welkom.
nevelparels in je gezicht
spreken het landschap uit
dat tintelende sterren
over mij uitstrijkt.
(p. 21)
steeds met open armen
het onvermengde optillen
en het kroelen.
(p. 24)
verdriet onuitwisbaar
evenals je gulle lach
die ik bedenk
op je doodsprent
te vroeg gedrukt.
(p. 28)
Wat is schrijven voor Katelijn Vijncke? Schrijven is als een wolk/waaraan de zon hangt. Zij schrijft haar eigen wolk.
als het winter wordt is je haar wit.
je schildert woorden in de sneeuw
te dicht bijeen zodat ze vervagen.
je maakt hen spiegelglad en afgerond
het licht klaart je steeds met pit
ik zie telkens een jonge geeuw
die de tijd heeft opgedeeld in lagen
zodat hij rustig blijft liggen, terstond.
(p. 62)
Het nawoord van Catherine Claeys getuigt van inleving. Zij doet er mij aan herinneren dat Katelijn ook tekeningen maakt. Uit zoveel dingen, verrassende dingen, leid je af hoe veelzijdig zij is.
|