|
Titel:
|
Scheepsjournaal 2007-2011 |
Auteur:
|
Antoon Vandamme |
Uitgeverij:
|
VKH-Vriendenkring Kunst Houtland, 8820 Torhout |
ISBN:
|
978-94-91443-02-2 |
|
De titel Scheepsjournaal 2007-2011 is voor een gedichtenbundel niet voor de hand liggend. Je verwacht je veeleer aan een register waarin nautische gegevens, technische informatie, meteorologische observaties, zeegang en dagelijkse gebeurtenissen worden bijgehouden. Bij uitbreiding denk je ook aan een dagboek, een logboek, een verhaal.
Antoon Vandamme schreef immers ook maritiem proza, zoals de romans Het jaar van de grondzee (1996), Dulle Kervel (1998) en Stroomtij (2002).
De nieuwste gedichtenbundel is een uitgave van Vriendenkring Kunst Houtland uit Torhout. Een verzameling gedichten, geschreven tussen 2007 en 2011.
Ze ontstonden aan boord van de Pieter, de Pee Majutte, de Cleyne Keyserinne, de Sinte Pieter, de Ostrea Rose, de Jacqueline-Denise, de King Fox en de Passe Partout. Ze werden geschreven op de Vlaamse banken of verder weg in zee en in vele havens in Frankrijk, Engeland en Nederland.
Scheepsjournaal bestaat uit twaalf afdelingen, met een in- en uitgeleide.
De bundel staat bol van anekdotiek, realistische taferelen, personages, maar deze werkelijkheid is in de eerste plaats decorum voor gevoelens, gedachten, voor leven en dood, voor het ik van de dichter.
ik hou
van zomaar
van schemer tussen dag en nacht
en van het land van niemand
ik hou van toeval
en het onverwachte
van zon
ik hou van schroom
en van het ondoordachte
van plots een zoen
van trage twijfel
(p. 19)
Ook in de volgende (vele) afdelingen (als aangolven en wegrollen) valt de symbiose op tussen verhaal en lyriek, tussen werkelijkheid en verbeelding, tussen de koelte en de tover van het woord, tussen anekdotiek en gevoelens. Antoon Vandamme bezit de kunst om leven en dood, weerzien en afscheid, liefde en leed, storm en tederheid te laten opgaan in een logboek van de zee.
hoe je fluistert
in de pluimen van je slaap
hoe je draait en draait
en ademhaalt
hoe je glimlach
aarzelt om je lippen
en uitdeint
langs je borst van room
hoe dan je mond
zich tuit en zuigt
terwijl je heuveltjes
rechtop gaan staan
(p. 38)
tot brons
zo naakt
kleed ik je uit
in elke hand
hou je
een oud geheim
(p. 39)
en schrijf ik dan in speeksel
mijn gevoelens op je buik
(p.40)
zijn cello weent
met blinde ogen
in de ruimte
(p. 70)
maar jij mijn lief
als aarde zo eenvoudig
zo transparant als regenwater
(p. 71)
de linde kleedt zich uit
de treurwilg staat al bloot
(p. 81)
transparant als vlinders
met nerven in hun vleugels
(p. 85)
hier tast de zee
met tere golven
nar het strand
in duizend rimpels
en morst
bij elk getij
haar melk
weer aan de vloedlijn
en elke maandag herneemt ze
zwanger van de aarde
traag
de cirkel van oneindigheid
(p. 109)
|
|
|