DICHTER OP JUTTERSBENEN
In de verzen van Deleu rijdt geen auto of trein, wel vind je er de zelfstandige naamwoorden kar (1) en koets (1). Er zijn nauwelijks sporen van het snelle moderne leven: de woorden stad en fabriek worden slecht eenmaal genoemd.
Deleu neemt ons mee in de volle natuur van de Westhoek. Hier is nog land (14) en landschap (6), ziet men nog de lucht (8), de wolken (4), de hemel (4). In deze landelijke omgeving houdt men rekening met de weersomstandigheden (46) waarbij vooral de wind (16) en de regen (13) spelen. Ook de seizoenen komen ter sprake: een vlokje winter met sneeuw (2), hagel, ijs en ontij, herfst en lente (elk 4) en vooral veel zomer (6), waarbij de woorden zon (18) en licht (14), tegenlicht en lichtelaaie door heel de bundel stralen.
Natuur is het thema van twaalf gedichten en komt in de andere verzen ook ruim aan bod als decor of vergelijkingspunt. De dichter is een brok natuur.
Binnen enkele eeuwen zal men op grond van de gegevens (82) van deze bundel nog de flora van de streek kunnen samenstellen. Er is het (nacht)woud (6) met zijn bomen (6), beuken, eiken, berken, zijn blaren (4), takken (3), kruinen (2). Negen soorten bloemen (6), van sneeuwklokjes, over chrysanten en viooltjes. Velden en weiden (3) zijn vertegenwoordigd met halmen (2), helmen, zwalmen en gras(spriet) (7). Polders kunnen niet zonder riet(gras/land) (7), mos (2), lis, eendenkroos en waterwied.
De fauna is vertegenwoordigd met dieren (9) van 39 verschillende soorten. Naast de vissen (5) zijn er de viervoeters: de honden (4), de schapen (4) en de paarden (3). We leven in een wereld waarin er nog vlinders (12) in overvloed zijn. Maar de vogels (23) halen het met glans; vijf reigers, twee wulpen en zeven meeuwen zeilen langs de regels.
Deleu is gefascineerd door de vogel en zijn vlucht. De termen vleugels (7), vlerken (3), wieken en wiekslag wijzen hierop.
Als strandjutter steelt Deleu ook de schatten van de zee. Zij ruist door een zevental gedichten. Het element water (23) speelt een belangrijke rol: niet minder dan 22 verschillende termen hebben erop betrekking: van dijk (4) over moeren (3) en golven (3) tot oever (2) en rivier (2). De hoofdrol is echter weggelegd voor het woord zee: het komt 23 maal voor.
De opgelijste zelfstandige naamwoorden tonen echter ook aan dat Deleu niet alleen vleugels heeft maar ook van deze wereld is, lichaam (5), lijf (2) en bloed (2) bezit. Meer dan tweehonderd woorden verwijzen naar die lichamelijkheid. Je vindt een catalogus van lichaamsdelen van kruin tot enkel, zonder schoot, onderlijf, roede, fallus, voorhuid te verzwijgen, die een hoofdrol spelen in het liefdesspel.
De meest voorkomende woorden zijn ogen (20), handen (16), lippen (13): zien, handelen, spreken. Mond (8), huid (7), dijen (6), oor (5), vingers (5), been (5), voet (5). Een mens dus van vlees en bloed, die flink voorzien is van zintuigen: ziet (blik (3), zicht (2), netvlies), hoort (geluid (4), proeft (smaak, zout), riekt (geur (6), parfum), voelt (greep, gebaar). De werkwoorden kunnen dat nog meer verduidelijken: zien (11) en kijken (8); voelen (9) en strelen (6), horen (7), proeven (5), ruiken (5).
Wat opvalt zijn de woorden met het voorvoegsel -on (onzichtbaar, ongezien, onaanraakbaar, onvoelbaar, onhoorbaar, oneindig, ondoorgrondelijk).
Het meer dan gewone gebruik van comparatief (8) en superlatief (10) drukt een zeker enthousiasme uit, een gedrevenheid om het gewone te overstijgen: weg zakelijke vaststelling in termen als: beter / ouder / vaker / zachter / mooier / voorzichtiger / later (2) / of: vlugste / rankste / eerste (3) / laatste (3) / nederigste.
Talrijke voltooide deelwoorden (66) worden als adjectief gebruikt en drukken een voltooide situatie uit. Als actief contrapunt zijn er de menigvuldige tegenwoordige deelwoorden (40). Zo ontstaat contrast en dus spanning.
Deleu vertrekt van het concrete, van wat hij ervaart, opmerkt, beleeft. Hij is geen introvert, gebruikt nauwelijks abstracte begrippen.
Op basis van zijn vocabularium lijkt hij een vrij nuchter iemand. Slechts een handvol termen (9) wijst in een andere richting: weemoed (4), droom (3), maan (2) of onrust en waanzin. Als je de losse woorden echter gaat verbinden ontstaat er een heel andere stemming: met vrij zakelijke termen brengt hij ons in een lyrisch-romantische sfeer. De idyllisch afgeschilderde natuur, de pastorale stemming, de liefde, het vogelmotief zijn modelmotieven.
Hij gaat creatief om met zijn taalmateriaal en vindt het juiste evenwicht tussen taligheid en inhoud. Er schuilt een grote kracht in het virtuoze ciseleerwerk van zijn beelden. Lectuur moet mentaal genot verschaffen, een streling zijn voor de geest.
Zijn eenvoud en heldere verwoording besparen ons vermoeiend decodeerwerk dat de zin tot lezen ontneemt. Deleu kent perfect de juiste balans tussen lichtjes afwijkend taalgebruik en de lustervaring van de lezer.
De warme toon, de openheid voor dingen, dieren, land en mensen, treft. Dichter Deleu blijft verwonderd en dat is niet verwonderlijk want de sleutel hiervan ligt in een liefdevolle blik.
|