Hugo is oud en versleten, maar nog steeds op bedevaart. Hij klampt pelgrims aan om zijn zwakke lijf vooruit te helpen, en vooral om zijn levensverhaal kwijt te kunnen.
Als jonge Rijnlander was hij samen met zijn ouders en een bevriend gezin vanuit Xanten naar Santiago de Compostella getrokken. Onderweg legt hij zowel innerlijk als lichamelijk een zware weg af. Hij krijgt te maken met heel verschillende lagen van de samenleving. Hij leert zowel de hospitalen, de kloosters, de steden als het zwerversbestaan kennen. Op deze manier schetst Houdijk de twaalfde-eeuwse samenleving in Frankrijk en Spanje. Als uitgangspunt voor dit verhaal neemt hij de legende van Santo Domingo de la Calzada, een van de beroemdste bedevaarderslegendes.
|