"Een vergeetboek" is de ondertitel.
Deze roman is ontstaan uit het boek De laatste deur, Brouwers studie over de zelfmoord in de Nederlandse letteren. Jeroen Brouwers stelde vast dat vele van die schrijvers-zelfmoordenaars niet verder zijn gekomen dan de marge van de literatuur, en dat ze, dikwijls al voor hun dood, en zeker na hun dood in de vergetelheid zijn geraakt.
In dit boek voert Brouwers zo'n schrijver op. En die figuur is wel boeiend. De hoofdpersoon daarentegen - die als twee druppels water op Brouwers lijkt - komt niet sympathiek over. Zelfingenomen en arrogant kijkt hij neer op mensen die hun tijd vullen met huisvlijt.
Een van de thema's van deze roman is dan ook de vraag of het beter is de idealen van zijn jeugd te begraven wanneer ze illusies blijken te zijn (als men bijvoorbeeld niet de gevierde schrijver geworden is waar men van droomde) of ze te blijven nastreven, door naarstig werken (schrijven), ook al blijft de bekendheid uit. En ander thema: wat herinneren we ons van mensen die dood zijn als ze niets ophefmakends hebben voortgebracht? Of nog: "de angst om zonder zin te hebben geleefd en niets, geen spoor te hebben achtergelaten als men is gestorven".
Het hoofdpersonage (de auteur dus, zo lijkt me), komt dus zeer arrogant over, maar is dit misschien een reactie op "&ldots; dat deel van mijn hersens waar zich mijn zelfhaat en de tegen mij gerichte agressie lokaliseren".
Al blijft de roman tot op het einde boeiend, misschien vooral omdat je voelt dat het in feite geen roman is.
Plezant detail: ik meen me te herinneren dat Brouwers in "Vlaamse leeuwen" afgaf op het woord "achteruitkijkspiegen". Wel, hier gebruikt hij het woord verschillende keren.
|