Fernand kent mij nu al een beetje beter en hij zal dan ook niet verwonderd zijn dat ik dit precieus geschenk aan mijn bescheiden oordeel onderwerp. Omdat de gedichten mij getroffen hebben en om veel meer redenen, zoals respect, vriendschap.
De lezer is dus gewaarschuwd: dit is een subjectieve bespreking met een gezonde drang tot objectief oordelen.
De nacht
adagio,
Gods kleur bij maan,
geboeid de schrijvers
en onmondig
voor de genesis van water.
(p. 10)
Soms volstaat een enkel woord, een eenvoudig ritme om hem daar te brengen waar niemand voor hem was, verder misschien dan hijzelf gewenst had. Wie een gedicht schrijft, doet dat vooral omdat hij daarin op een uitzonderlijke manier zijn bewustzijn versnelt, zijn denken, zijn inzicht in het universum.
Florizoone heeft een taalverslaving en is wat wij een dichter noemen. Je kunt
emoties en gedachten een stem geven.
Hij bezit in de schaduw de verheven individualiteit, die niets eist van het leven.
Meeuwen vliegen
een verdieping hoger
in een indringend alleen zijn
als de dichters
die in een vertikaal ogenblik
even niet meer van de aarde zijn.
(p. 35)
Hij zwicht voor prangende thematiek, voor weerstanden in de samenleving, in zichzelf. Een wereld op drift, een wereld die bezig is uiteen te vallen- en daar in die wereld staat de dichter -.
De wereld van Fernand Florizoone is ogenschijnlijk duidelijk: de zee, de Moeren, de Polders, vogels en enkele vrienden maken de bevolking uit. Ogenschijnlijk. Er is meer dan wat er staat: ontgoocheling, ingehouden woede, angst, liefde, geloof. Veel is niet wat het lijkt.
Ontroering, verwachtingen, herinneringen, geloof, symboliek, zitten geborgen in schaarse woorden, weloverwogen, vakkundig.
De stijl van Fernand Florizoone is nooit slordig, er is nooit kans op irritatie, zijn beelden zijn nooit gekunsteld of onjuist.
De zee is even naamloos als de dichter die waadt in een zee van naamloosheid. Naamloosheid is macht. Naamloos kun je dingen zeggen en dingen verzwijgen. Naamloos kun je aan zee en land nieuwe namen geven, het naamloze benoemen.
Dit doet Florizoone met elk gedicht. Hij benoemt de gevoelens die de dingen bij hem oproepen. Wanneer hij zee zegt, bedoelt hij niet de grote plas water, maar verte, nieuwe horizon, het oude testament, maar ook liefde, dans, spelende kinderen.
De tover breekt door zijn vers, het naamloze schrijft zijn naam in gevoelsaandoeningen, in een alfabet dat zesentwintig gevoelens, gewaarwordingen, gedachten telt.
Florizoone leert ons herkennen wie en wat er te midden van deze gevoelswereld staat: God, het orakel, de mythe, de eeuwigheid, het paradijs dat geen paradijs is, de mensen aan wie hij ruimte geeft.
Naamloosheid
cocon
van verpopte woorden,
(p. 18)
naamloos ligt geluk te rapen
van ziel tot zee,
twee maten eeuwigheid.
(p. 24)
Een meeuw
met wat zee
in haar vleugel
vliegt
over mijn omheining
naar naamloosheid.
(p. 34)
Eeuwenlang is het landschap bron en inspiratie. Tal van dichters bezongen de natuur in al haar paradijselijke verschijningen. Florizoone wendt echter het landschap aan als een medium, om achter de dingen te kunnen kijken, om de afstand te verkorten tussen hier en veel verder af, de wereld aan de overkant.
Zonder het lyrische te schuwen observeert hij het landschap met een blik die zowel verwondering als verlangen uitdrukt. Hij beschrijft natuur - hier vooral de zee - die geen natuur meer is, maar reis, Genesis, oermoeder, moederschap, ontmoetingsplaats, sleutelwoord, tuin van Eden, geluk, overzee, vrijheid.
Zee
orakel van water
hermetisch
oermoeder
schoot
die niet sterft,
(p. 12)
De zee
denkt na
in eigen diepten,
Winden
waaien
een ontmoetingsplaats:
(p. 17)
De wijze waarop hij dit doet, is zo subtiel, zo puur, zo uitgebalanceerd, de woordspaarzaamheid zo veelomvattend en veelzeggend, dat alleen een grote dichter die uitdaging aankan.
|