De kleine Josepha observeert haar steeds groter wordende wereld en stelt zich hierover vragen. Doordat ze een groot deel van haar jeugd doorbrengt in het Belgisch Kongo van de jaren '50 leert ze om te gaan met gevoelens als heimwee, vriendschap en verdriet. Tegelijkertijd zweert ze het racisme in dat verre land af, en valt ze terug op haar eigen waarden.
Tot ze opmerkt dat ze, net zoals haar vriendinnetjes, langzaam wegglijdt uit de kinderlijke eerlijkheid. Josepha neemt zich echter voor dat zij haar kindertijd nooit zal vergeten, en tracht op allerlei manieren de elementaire kinderlijke gevoelens te bewaren.
|